Nieuw Vlaams Lied

19.12.06

Leve hem!

Hij stond voor de spiegel en zag zichzelf

uitgedroogd, bijna wezenloos,

het restant van de man

die hij ooit was


De vraag, als het ware

stelde zichzelf

hoe ben ik zover gekomen

hoe ben ik in vredesnaam tot hier geraakt


Nooit heb ik iets foutiefs gedaan, dacht hij

nooit deed ik kwaad aan mijn medemens

toch moet er een rede zijn, een reden waarom

ik bespuwd word, bijna gestenigd, op deze tram


Ik ben de mens zonder doel, de mens die blind zou kunnen zijn

de mens die geen dromen heeft, de mens die andermans zorgen aantrekt


Steeds verder diepte ik mijn zonde uit

Altijd, bij herhaling, deed ik het weer,

ik wilde de mens het hart onder de riem zijn

de riem, die mij steeds harder sloeg


Ach liefste, wil jij toch eens luisteren,

de duivel ben niet ik, dat ben jezelf

als je luistert, weet je, ik heb gelijk, en terecht

zoals altijd


Ik ben de mens zonder doel, de mens die blind zou kunnen zijn

de mens die geen dromen heeft, de mens die andersmans zorgen aantrekt


De dag des oordeels was gekomen

de wereld had een ander zicht, voor hem

plotseling was al klaar en helder

plots was het daar voor hem


Hij rees boven zichzelf

De duivel overleeft, dacht ik, en dan,

Caesar sprak altijd over zichzelf in de derde vorm, so what,

Ik ook, jawel, ik ook


Hij heeft niets foutiefs gedaan

Hij verdient geen steniging

Hij is gewoon mezelf geweest

Wezenloos, maar toch gezellig


Leve hem!

14.12.06

Zacht als boter

Het was het jaar,
Het jaar dat de Sint niet meer kwam.
Ik was te oud voor geschenken,
Bijna een man.

Ik had mijn schoen gezet,
Ja, de suikerklontjes stonden klaar.
Maar op mijn ijver had niemand gelet
In het jaar,
Het jaar dat de Sint niet meer kwam.

Oh, een kinderhart is zacht als boter.
Oh, een droom is al te snel vergald.
Ja, een kinderhand blijft altijd open,
Maar als je de kans niet grijpt
Is ze op een seconde verknald.

Toen kwam de dag,
De dag dat mijn meisje niet meer kussen wou.
Ze werd te slim voor mijn streken,
Bijna een vrouw.

Ik had met haar afgesproken
aan de ingang van de cinema.
Maar ze heeft haar woord gebroken
Op de dag
De dag dat ze niet meer kussen wou.

Oh, een jongenshart is zacht als boter.
Oh, een droom is al te snel vergald.
Ja, een jongensbroek staat altijd open,
Maar als je de kans niet grijpt
Is ze op een seconde verknald.

Toen kwam het uur,
Het uur dat mijn uur had geslagen.
Ik was te oud voor het leven,
Niets kon ik nog verdragen.

Ik had mijn leven geleefd
Steeds op het scherp van de snee
En niemand zag hoe ik beefde
Op het uur
Het uur dat mijn leven had geslagen.

Oh, een oud hart is zacht als boter.
Oh, een leven is al te snel vergald.
Wat komt hierna, je kan maar hopen,
Maar als je de kans niet grijpt
Is ze op een seconde verknald.